vrijdag 30 januari 2015

Burgerpaticipatie

Waarom luisteren gemeentes niet naar de burgers?
"Dat is een goede vraag. Want als het boek van Rob Janssen en Paulus Blom iets aantoont is dat zij daar veel baat bij zouden kunnen ondervinden. De (schaarse) successen van de directe democratie in Nederland (en de voorbeelden van elders uit Europa) tonen aan dat een goed luisterende en goed communicerende overheid heel veel positieve energie kunnen losmaken bij burgers en bedrijven, en heel veel irritatie kunnen voorkomen. Rechtstreeks betrokkenen en direct belanghebbenden zijn vaak ter zake kundig en oprecht gemotiveerd hun kennis beschikbaar te stellen om positieve veranderingen mogelijk te maken"

Met deze woorden begint Alexander Rinnooy Kan zijn voorwoord van ons boek "Waarom gemeenten niet naar burgers luisteren?", dat binnenkort zal verschijnen.
Zoals hij terecht opmerkt, vrijmaken van energie en voorkomen van irritatie zijn belangrijke winstpunten van een goed communicerende overheid. Ondanks het feit dat dit logisch klinkt gebeurt het nog altijd maar mondjesmaat. Terwijl praktijkcases op dit vlak ondubbelzinnig aantonen dat het inderdaad zo werkt. Sterker nog, onderzoek heeft duidelijke besparingen tot maar liefst 35% aangetoond. Evenals een duidelijke verhoging van imagoverbetering van de gemeente. Als we dit alles op een rij zetten, dan lijkt de vraag gerechtvaardigd: Waarom gebeurt het dan (nog) niet massaal?

De magische datum van 1 Januari 2015 is inmiddels verstreken. De gemeenten hebben een ruimere opdracht gekregen in het kader van decentralisatie. Tegelijkertijd worden subsidies teruggeschroefd en is er sprake van afslanking van de organisatie. De participatiesamenleving heeft zijn intrede gedaan. Onomkeerbaar.

Het moge duidelijk zijn dat dit vraagt om een andere aanpak. De gemeente kan zich niet langer opstellen als directieve organisatie, maar zal in veel gevallen een faciliterende rol moeten spelen. Dat klinkt eenvoudig, maar de praktijk blijkt weerbarstig. Bestaande patronen zijn vertrouwd en moeilijk te veranderen.

De overheid moet de burger weer opzoeken. De angst regeert, de wethouder is bang voor de raad. Dat is jammer: het moet anders. Want we moeten de kennis, kunde en creativiteit van de burger goed gaan benutten."

Wie moet dat doen?In onze zoektocht, want dat was het, naar pareltjes in de praktijk, zijn we met grote regelmaat goede bedoelingen tegengekomen. In alle gesprekken die we gevoerd hebben ligt het duidelijk niet aan onwil van een persoon. Het lijkt eerder op een mammoettanker die van koers moet veranderen. Het is de kapitein die dat zal moeten doen

De volgende vraag luidt natuurlijk: wie is eigenlijk de kapitein? De burgemeester is mogelijk een snel antwoord, maar hoe zit het met de rol van de secretaris? Of die van de directeur van een afdeling? Of de wethouder?    



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Archief